Vereniging drijft geen onderneming met exploitatie recreatieterrein

Gepubliceerd op door

De rechtbank heeft recent een uitspraak gedaan waarin een antwoord wordt gegeven op de vraag wanneer een vereniging vennootschapsbelasting verschuldigd is. Dat is het geval als er sprake is van het drijven van een onderneming. In de procedure ging het om een vereniging die een recreatieterrein exploiteerde met daarop 220 recreatiebungalows, kantine en bijbehorende voorzieningen. Het economische eigendom van de recreatiebungalows was in het bezit van particulieren. Het lidmaatschap van de vereniging is verbonden aan het bezit van het economische eigendom van een recreatiebungalow. In deze uitspraak ging de rechter in op de vraag: ‘wanneer sprake is van optreden in het economische verkeer van een vereniging?’


De activiteiten van de vereniging bestonden uit het beheer en onderhoud van het recreatieterrein en de daarop aanwezige voorzieningen. Er is sprake van werkzaamheden met betrekking tot (onderhoud van) de grond (o.a. inzake riolering en de asfaltering). Andere werkzaamheden hadden betrekking op door de vereniging opgerichte commissies: de ontspanningscommissie, kantinecommissie, redactiecommissie, brandpreventiecommissie, EHBOcommissie, bemiddelingscommissie, tuin- en opstalcommissie, en de technische commissie.


In de procedure heeft de Belastingdienst het standpunt ingenomen dat het park met de infrastructuur en de exploitatie van de kantine onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden. Dit is door de vereniging niet weersproken. Om te bepalen of sprake is van het drijven van een onderneming, worden de activiteiten in dit geval gezamenlijk beoordeeld. Overigens hoeft dat niet altijd het geval te zijn, los of gezamenlijk beoordelen is onder andere afhankelijk van de mate van verwevenheid van de activiteiten.


Vervolgens moest beoordeeld worden of er sprake is van het drijven van een onderneming. Daarvoor is onder andere van belang dat sprake is van optreden in het economische verkeer. Als voor een vereniging geldt dat deze enkel activiteiten of diensten binnen de ‘besloten kring’ van de vereniging verricht, is geen sprake van deelname aan het economische verkeer. Omdat het kunnen toetreden tot de vereniging als lid niet nagenoeg is uitgesloten, is er volgens de rechter sprake van optreden in het economische verkeer. Daarmee komt de rechtbank tot de conclusie dat de activiteiten van de vereniging waarvoor ze vergoeding ontvangt, bestaande uit contributie en het inschrijfgeld, plaatsvinden in het economische verkeer.
Naar mijn mening heeft de rechtbank ten onrechte geconcludeerd dat er in deze situatie sprake is van deelname aan het economische verkeer. Het gaat om een vereniging waarvan het lidmaatschap verbonden is aan het bezit van het economische eigendom van een recreatiebungalow, dat betekent dat het lidmaatschap niet voor iedereen openstaat. Daarnaast zou gezegd kunnen worden dat deze vereniging vergelijkbaar is met een vereniging van eigenaren (vve). Een vve neemt niet deel aan het economische verkeer.


Vervolgens moest de vraag beantwoord worden of er sprake is van meer dan normaal vermogensbeheer. De rechtbank meende dat dit niet het geval is, omdat de werkzaamheden met name gericht zijn op het onderhoud en de instandhouding van het recreatiepark.

Omdat er sprake is van activiteiten die kwalificeren als niet meer dan normaal vermogensbeheer, kan er ook geen sprake zijn van een ‘uiterlijk met het drijven van een onderneming overeenkomende werkzaamheid’ als bedoeld in artikel 4 Wet Vpb 1964. Op grond van de fictiebepaling uit de Wet op de vennootschapsbelasting is er ook sprake van vennootschapsbelastingplicht, als in concurrentie wordt getreden met ondernemers. De beslissing van de rechtbank betekent dat dit ook niet tot vennootschapsbelastingheffing kan leiden.

mr. Ewoud de Ruiter – directeur Apollo Tax bv 030 – 687 0 383

 

Meer over: vennootschapsbelasting, vennootschapsbelastingplicht, vereniging, vpb, vpb-plicht

Klassieke weergave