Geregeld verschijnt er een belastingadvies blog over een actueel fiscaal onderwerp. Dit blog is bedoeld om u te informeren over voor u interessante ontwikkelingen op het gebied van belastingen. Het kan gaan om nieuwe jurisprudentie of hoe een nieuwe regeling in de praktijk uitwerkt.
Als u na het lezen van een blog vragen heeft, schroom niet om die te stellen!
Met een beroep op de subjectieve belastingvrijstelling hoeven stichtingen en verenigingen, die een onderneming drijven en vennootschapsbelastingplichtig zijn, geen vennootschapsbelasting te betalen. In artikel 6 Wet Vpb 1969 zijn winstgrenzen genoemd. De eerste winstgrens: niet meer dan € 15.000 winst in een jaar en de tweede winstgrens: niet meer dan € 75.000 winst in het betreffende jaar en de vier daaraan voorafgaande jaren gezamenlijk. Het wel of niet overschrijden van de winstgrenzen kan een grote financiële impact hebben op kleine stichtingen en verenigingen. Als de hiervoor genoemde grenzen van de winst niet worden overschreden, is de vereniging of stichting op grond van de wet vrijgesteld van vennootschapsbelastingheffing. Bij verenigingen en stichtingen die minder dan vijf jaar bestaan, was het onduidelijk hoe de regel van niet meer dan € 75.000 winst in een periode van vijf jaar toe te passen.
Op 19 september 2018 heeft de Staatssecretaris van Financiën een besluit gepubliceerd, waarin de werking van artikel 6 Wet Vpb 1969 nader is toegelicht. De Staatssecretaris heeft toegelicht hoe de tweede winstgrens volgens hem moet worden toegepast, als de vereniging of stichting nog geen vijf jaar bestaat. De belastingrechter heeft in een uitspraak meer duidelijkheid geschept over de toepassing van de subjectieve belastingvrijstelling van artikel 6 Wet Vpb 1969. De rechter geeft een andere uitleg aan de toepassing van de regeling dan de Staatssecretaris.
Staatssecretaris schrijft pro rata toepassing tweede winstgrens voor
In het beleidsbesluit schrijft de Staatssecretaris voor dat de tweede winstgrens pro rata moet worden toegepast. Dat betekent dat in de eerste drie jaar, de totale winst niet meer mag bedragen van € 45.000 (3/5 van € 75.000). Wordt die drempel in een jaar overschreden, dan kan er voor dat jaar geen beroep gedaan worden op de vrijstelling van de tweede winstgrens.
In de procedure voor de rechtbank stonden de hoogte van de winsten van de vereniging in de jaren 2010 tot en met 2012 niet ter discussie. De voor het jaar 2012 opgelegde navorderingsaanslag met een belastbare winst van € 35.121 stond ter discussie. Voor de jaren 2010 en 2011 bedroegen de belastbare winsten € 9.884 en € 28.433. In drie jaar tijd heeft de vereniging in totaal € 69.731 aan winst gemaakt. De beroepsvereniging voor Nederlandse Stylisten is opgericht in 2009.
Geen pro rata toepassing tweede winstgrens volgens de rechter
Omdat de vereniging pas drie jaar bestaat heeft de inspecteur het standpunt ingenomen dat het winstplafond van € 75.000 herrekend moet worden naar het aantal jaren dat de vereniging bestaat. Conform het standpunt in het beleidsbesluit. Volgens de rechtbank geven zowel de tekst van de wet als de wetsgeschiedenis geen aanknopingspunten om de tweede winstgrens van artikel 6, eerste lid, Wet Vpb naar rato toe te passen. De rechter ziet het toepassen van de winstgrens van € 75.000 als een absolute grens, ook als de vereniging nog geen vijf jaar bestaat. Het past ook in de doel en strekking van de wet om deze uitleg te geven aan dit wetsartikel. Het is namelijk niet de bedoeling om verenigingen en stichtingen van bijkomstige betekenis in de belastingheffing te betrekken. Daarnaast wordt ook het risico van concurrentieverstoring gezien op het moment dat het toepassen van de pro rata winstgrens in het derde jaar wordt overschreden, maar er in het vierde jaar weer onder wordt gebleven.
Deze uitspraak is een welkome aanvulling voor de praktijk. Hoe om te gaan met de tweede winstgrens bij de toepassing van de vrijstelling vennootschapsbelasting, als sprake is van een nieuw opgerichte vereniging of stichting die nog geen vijf jaar bestaat? De uitspraak van de rechter roept de volgende vraag op: wat gebeurt er als de totale winst in jaar vier of vijf boven de € 75.000 uitkomt, moet er dan over de eerdere jaren vennootschapsbelasting betaald worden?