Geregeld verschijnt er een belastingadvies blog over een actueel fiscaal onderwerp. Dit blog is bedoeld om u te informeren over voor u interessante ontwikkelingen op het gebied van belastingen. Het kan gaan om nieuwe jurisprudentie of hoe een nieuwe regeling in de praktijk uitwerkt.
Als u na het lezen van een blog vragen heeft, schroom niet om die te stellen!
Op het moment dat de Belastingdienst achteraf met succes het standpunt inneemt dat er geen overeenkomst was aangegaan met een zelfstandig ondernemer, maar er feitelijk sprake was van een loondienstbetrekking heeft dat een aantal gevolgen voor zowel opdrachtgever als opdrachtnemer. Hierna gaan we verder in op de btw-aspecten.
Zelfstandig ondernemersbegrip binnen de btw
Het ondernemersbegrip voor de btw is een zelfstandig ondernemersbegrip. Los van de beoordeling voor de inkomstenbelasting, zal ook voor de btw beoordeeld moeten worden of er sprake is van ondernemerschap. Een btw-ondernemer is iemand die zelfstandig leveringen en diensten verricht.
Op het moment dat er sprake is van een loondienstbetrekking, is het uitgangspunt dat er geen btw verschuldigd is over wat als loon is uitbetaald. Dat betekent dan dat er ten onrechte btw in rekening is gebracht. Opdrachtgever zal deze btw niet in aftrek kunnen brengen, dat betekent dat er correctieaangiften gedaan moeten worden waarbij de ten onrechte afgetrokken btw aan de Belastingdienst moet worden terugbetaald.
Ook al hoefde opdrachtnemer geen btw te berekenen over wat nu als arbeidsbeloning kwalificeert, wil dat niet zomaar zeggen dat de ten onrechte afgedragen btw terug gevraagd kan worden. Daarvoor zal opdrachtnemer creditnota's aan opdrachtgever moeten uitreiken, daarna ontstaat er pas recht op een teruggave van btw. Daarbij is het mogelijk dat de Belastingdienst aanvullende voorwaarden zal stellen voordat zij overgaat tot terugbetaling van de eerder ten onrechte in rekening gebrachte btw. Een voorwaarde die gesteld kan worden is dat opdrachtnemer de terug ontvangen btw moet terugbetalen aan opdrachtgever. De Belastingdienst wil voorkomen dat het aftrekrecht bij opdrachtgever in stand blijft, terwijl de ten onrechte gefactureerde btw aan opdrachtnemer wordt terugbetaald.
Fictieve dienstbetrekking hoeft btw-ondernemerschap niet uit te sluiten
In de Wet op de loonbelasting is naast de dienstbetrekking ook nog de fictieve dienstbetrekking opgenomen. Als er sprake is van een fictieve dienstbetrekking, wil dat niet op voorhand zeggen dat er dan geen sprake is van btw-plicht. Een mooi voorbeeld van een (inmiddels afgeschafte) fictieve dienstbetrekking waarbij er ook sprake is van btw-plicht is de commissaris. Voor de loonbelasting was er sprake van inhoudingsplicht betreffende betalingen aan commissaris, daarnaast werden de commissarissen als ondernemer voor de btw gezien. Zij moesten dus btw afdragen over de door hen ontvangen vergoeding. Met de invoering van de Wet DBA is de fictieve dienstbetrekking voor de commissaris afgeschaft. Als op een later moment een fictieve dienstbetrekking wordt geconstateerd zal nagegaan moeten worden wat dat betekent voor de eerder berekende btw.
Bij de behandeling van het de niet aangenomen Wet beschikking geen loonheffingen (wetsvoorstel voorafgaand aan de Wet DBA) is de hiervoor beschreven problematiek ook aan de orde gekomen. De naar later blijkt ten onrechte berekende btw kan in de praktijk op twee manieren worden behandeld:
Dat betekent dat men niet verplicht is om facturen te crediteren, dat scheelt ook onzekerheid bij partijen over de uitkomst van de correcties. In sommige gevallen kan opdrachtgever er belang bij hebben om creditnota's te ontvangen. Bijvoorbeeld omdat de btw niet of beperkt aftrekbaar is voor opdrachtgever. In zo een geval is het van belang dat opdrachtgever en opdrachtnemer in overleg treden op welke wijze de btw teruggave te realiseren en daarbij eventueel ook overleg te hebben met de Belastingdienst.
Let op looptijd bezwaar- en beroepsprocedure en terugvragen btw
Naar verwachting zal de uitvoering van de Wet DBA in de praktijk nog de nodige onduidelijkheid geven wat de gevolgen voor de btw zijn. Op het moment dat de Belastingdienst de arbeidsrelatie herkwalificeert tot een loondienstbetrekking is oplettendheid geboden. Opdrachtgever en opdrachtnemer zullen in een vroeg stadium samen moeten overleggen wat te doen. Het eventueel terugvragen van btw is ook aan termijnen gebonden, houdt daar ook rekening mee op het moment dat er in eerste instantie voor gekozen wordt om de beslissing van de Belastingdienst aan te vechten dat sprake is van een loondienstbetrekking.
mr. Ewoud de Ruiter – directeur Apollo Tax bv 030 – 687 0 383
Voor een grote groep zzp-ers zal er met het afschaffen van de var-verklaring niets wijzigen, zij waren zelfstandig ondernemer en zij blijven zelfstandig ondernemer. Hun ondernemerschap is zo overduidelijk dat er geen modelovereenkomst nodig is om hen in te huren. Er is echter ook een groep zzp-ers waarvan minder duidelijk is of zij die de werkzaamheden als ondernemer of als werknemer uitvoeren. Voor deze groep zal ik hierna behandelen wat zij kunnen doen en waar ze op moeten letten om uit de dienstbetrekking te blijven.
Voorwaarden voor aanwezig zijn dienstbetrekking
Wil men buiten de dienstbetrekking blijven, moet niet aan minimaal één van de volgende voorwaarden voldaan zijn:
Bij vrije vervangbaarheid geen dienstbetrekking
Om uit de dienstbetrekking te blijven lijkt het het eenvoudigst zodanige afspraken te maken met de opdrachtgever dat aan de onder 1 genoemde voorwaarde de verplichting om de arbeid persoonlijk te verrichten niet is voldaan. Daarbij zijn er wel een aantal aandachtspunten. In een eerder beleidsbesluit[1] heeft de Staatssecretaris van Financiën hierover het volgende gezegd:
Als partijen schriftelijk overeenkomen dat de arbeid niet persoonlijk verricht hoeft te worden, dat er dus vrije vervanging mogelijk is, zullen partijen daar ook naar moeten handelen. Het is maar de vraag of het voldoende is dat vrije vervanging op papier overeen is gekomen. In het beleidsbesluit staat opgenomen dat als de opdrachtnemer steeds zelf de arbeid verricht, er in principe wordt aangenomen dat hij daartoe verplicht is.
In de in samenwerking met VNO-MKB en MKB-Nederland opgestelde modelovereenkomst vrije vervanging is bovenstaande geregeld. Ook is daarin vastgelegd dat de opdrachtgever de (tijdelijke) vervanger niet mag weigeren, behalve dan op grond van objectieve kwalificaties. Voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst van opdracht zetten opdrachtgever en opdrachtnemer samen op papier aan welke objectieve kwalificaties opdrachtnemer en eventueel zijn vervanger(s) moeten voldoen. Deze worden vervolgens als bijlage bij de overeenkomst gevoegd. Vervolgens staat er in de modelovereenkomst opgenomen dat de opdrachtnemer ook tijdens zijn vervanging verantwoordelijk blijft voor de kwaliteit van het werk en de naleving van de gemaakte afspraken.
Laat je vervangen als je vrije vervangbaarheid afspreekt
Kortom het verdient de voorkeur om tijdens vakantie en ziekte voor een vervanger te zorgen, die het werk tijdelijk kan overnemen. Zodat de afspraken over vrije vervanging ook in de praktijk worden gebracht. Gebeurt dat niet, dan bestaat het risico dat de Belastingdienst met het hiervoor genoemde beleidsbesluit in de hand zal stellen dat er feitelijk geen sprake was van vrije vervanging, omdat die nooit heeft plaatsgevonden.
mr. Ewoud de Ruiter – directeur Apollo Tax bv 030 – 687 0 383
[1] Besluit Staatssecretaris van Financiën van 6 juli 2006, nr. DGB2006/857M, Stcrt. 2006, 141
Met het afschaffen van de var-verklaring worstelen opdrachtgevers en opdrachtnemers met de vraag hoe de inhuur van tijdelijke arbeidskrachten in te vullen. De opdrachtgever wil geen risico lopen op naheffingen. Een van de oplossingen die genoemd wordt is het gebruik van een BV. Het moet dan gaan om een BV waarbij de opdrachtnemer in een loondienstbetrekking staat tot die BV en waarbij sprake is van inhoudingsplicht premies werknemersverzekeringen. Er kan gebruik gemaakt worden van de diensten van ZZP-Oké of Uniforce. Is er bij de BV van opdrachtnemer geen inhoudingsplicht premies werknemersverzekeringen, dan beoordeelt de Belastingdienst de werkrelatie tussen opdrachtgever en opdrachtnemer op zelfde wijze als die tussen de zzp-er en opdrachtgever. Als de BV inhoudingsplichtige is voor de premies werknemersverzekeringen, zal de Belastingdienst er meestal minder belang bij hebben om op het niveau van de opdrachtgever kritisch te kijken naar de werkrelatie.
Wat betekent het gebruik declarabele uren BV?
Omdat de zzp-er als werknemer gezien wordt van de declarabele uren BV, verliest hij het recht op de ondernemersaftrek (zelfstandigenaftrek, eventueel starters aftrek en de MKB-winstvrijstelling). Daarnaast zijn er premies werknemersverzekeringen verschuldigd door BV van opdrachtnemer.
Bij een winst van € 60.000 na kosten bedraagt het verschil in netto inkomen € 9.022. Bij de berekening is rekening gehouden met het feit dat de premies zvw en werknemersverzekeringen voor rekening van de werkgever komen, vandaar het verschil in loon/winst. De IB-ondernemer houdt netto € 42.991 over en de BV-ondernemer € 33.970.
Om e.e.a. vergelijkbaar te houden heb ik ervoor gekozen om niet te doteren aan de oudedagsreserve respectievelijk pensioen op te bouwen. Daarnaast ben ik er vanuit gegaan dat er geen sprake is van overige aftrekposten (denk bijvoorbeeld aan hypotheekrenteaftrek) en dat het hele inkomen geconsumeerd wordt. Verder zullen de kosten voor het aanhouden van een BV ook hoger liggen. Mogelijk scheelt dat nog wel € 2.000 aan extra kosten (deponeringsjaarrekening, loonadministratie en aangifte vennootschapsbelasting).
Gebruik BV levert fors verlies netto-inkomen op voor zzp-er
Al met levert het werken via een zogenaamde declarabele uren-bv een fors inkomensverlies op voor de zzp-er. Vermoedelijk zal de Belastingdienst bij het gebruik van deze oplossing minder kritisch zijn bij het beoordelen van de arbeidsrelatie en loopt opdrachtgever een kleiner risico op naheffing van loonheffingen. Daarin kan het gebruik van de BV een voordeel bieden. Of de opdrachtnemer daar netto zoveel voor zal willen inleveren? Wellicht kunnen opdrachtgever en –nemer overeenkomen dat er een hoger uurtarief wordt betaald, enerzijds omdat opdrachtgever minder risico loopt op naheffingen (is ook wat waard) anderzijds omdat opdrachtnemer netto minder overhoudt.
mr. Ewoud de Ruiter – directeur Apollo Tax bv 030 – 687 0 383
Als partijen gebruik willen maken van een modelovereenkomst, hebben ze verschillende mogelijkheden. Ze kunnen ervoor kiezen om een al gepubliceerde modelovereenkomst te gebruiken of een zelf opgestelde modelovereenkomst ter beoordeling voorleggen aan de Belastingdienst. Als gekozen wordt om een modelovereenkomst voor te leggen, waarmee moet rekening gehouden worden? Vervolgens ga ik in op een alternatief die mogelijk meer zekerheid geeft aan partijen.
Als de zelf opgestelde modelovereenkomst wordt voorgelegd zijn er een drietal uitkomsten:
De beslissing betreffende de voorgelegde modelovereenkomst levert geen voor bezwaar vatbare beschikking op. Het enige dat partijen kunnen doen bij een negatieve beslissing is loonheffingen inhouden en afdragen en daar vervolgens bezwaar tegen aantekenen. De vraag is of dat ook praktisch is.
Partijen kunnen ook besluiten om onder een andere (wel goedgekeurde) modelovereenkomst te werken. Het risico is dan aanwezig dat de Belastingdienst later zal stellen dat er toch gewerkt is volgens de feiten van de eerder niet goedgekeurde modelovereenkomst en op basis daarvan loonheffingen naheffen. Dit maakt het voorleggen van de modelovereenkomst een onzekere factor, als de overeenkomst uiteindelijk niet voldoet om de goedkeuring van de Belastingdienst te krijgen.
Een bezwaar van de modelovereenkomst is dat deze feitelijk geen zekerheid geeft. 1) Het is maar zeer de vraag of het mogelijk is om vooraf de feiten waaronder gewerkt wordt goed schriftelijk vast te leggen. 2) Als de Belastingdienst achteraf constateert dat er in afwijking van de feiten is gewerkt, lopen opdrachtgever en opdrachtnemer risico’s op naheffingen. In de praktijk zal dit risico bij opdrachtgever liggen.
Een aantal van de bezwaren van de modelovereenkomst kunnen ondervangen worden. Het is mogelijk om een statusbeschikking aan te vragen voor de werknemersverzekeringen op grond van art. 59 lid 3 Wfsv, art. 72c, lid 1 ZW, art. 127a, lid 1 WW, art. 87 lid 1 WAO of art. 7 lid 2 WIA. De Belastingdienst oordeelt bij voor bezwaar vatbare beschikking of sprake is van verzekerd zijn voor de werknemersverzekeringen. Dit kan als alternatief voor het ter beoordeling voorleggen van een modelovereenkomst. Er zal dan een beschikking worden afgegeven waarin vastgelegd is of er sprake is van inhoudingsplicht. In tegenstelling tot de overeenkomst die onder de Wet DBA is beoordeeld, levert deze beoordeling wel een voor bezwaar vatbare beschikking op.
Bij een controle achteraf verwachten wij dat het lastiger zal zijn voor de Belastingdienst om alsnog te stellen dat feitelijk sprake was van een loondienstbetrekking. Dan heeft de Belastingdienst vooraf bij het afgeven niet goed haar werk gedaan en zullen eventuele naheffingsaanslagen vernietigd moeten worden met een beroep op het vertrouwensbeginsel.
Door een statusbeschikking aan te vragen bij de Belastingdienst krijgen opdrachtgever en –nemer zekerheid over hun werkrelatie. In tegenstelling tot de voorgelegde modelovereenkomst gaat het om een voor bezwaar vatbare beschikking. Ook vermoeden wij dat er achteraf meer zekerheid is te ontlenen aan de beslissing van de Belastingdienst als een statusbeschikking is afgegeven.
mr. Ewoud de Ruiter – directeur Apollo Tax bv 030 – 687 0 383
Met het afschaffen van de VAR-verklaring en de invoering van de wet deregulering beooordeling arbeidsrelaties (wet dba), verandert de positie van de opdrachtgever als inhuurder van tijdelijke arbeidskrachten. Onder de VAR-verklaring was het hebben van een kopie van de VAR-WUO of VAR-DGA in combinatie met een kopie van een identiteitsbewijs voldoende, om niet aangesproken te worden op naheffing van loonheffingen, mocht later blijken dat er feitelijk sprake was van een dienstbetrekking. Onder de wet dba wordt dat anders, de opdrachtgever zal zelf moeten beoordelen of sprake is van een loondienstbetrekking bij de inhuur van tijdelijke arbeidskrachten. Als de conclusie van die beoordeling is dat er geen dienstbetrekking is, kan onder een modelovereenkomst gewerkt worden. Wel is van belang om ook vast te stellen dat er geen sprake is van een zogenaamde fictieve dienstbetrekking, dan wel deze uit te sluiten voor zover dat mogelijk is.
De opdrachtgever zal zijn risico’s uit de inhuur willen beperken. Hij zal willen voorkomen dat er later naheffingen loonheffingen bij hem worden nageheven, omdat de Belastingdienst achteraf een loondienstbetrekking constateert ter zake van de inhuur van de zzp-er. De zzp-er opdrachtnemer kan dit risico ook beperken voor opdrachtgever.
Als er zo snel mogelijk na het jaareinde aangifte inkomstenbelasting wordt gedaan door de zzp-er, zal er in veel gevallen spoedig een definitieve aanslag inkomstenbelasting worden opgelegd. Als de aanslag definitief is, kan de Belastingdienst de verschuldigde loonbelasting niet meer op de werkgever verhalen als toch sprake is van een dienstbetrekking. Dat komt omdat het inkomen al in de belastingheffing betrokken is bij de opdrachtnemer/zzp-er en de aanslag daar definitief is vastgesteld.
De Belastingdienst zal de premies werknemersverzekeringen vermoedelijk nog wel kunnen verhalen op de opdrachtgever. Dat de loonbelasting (eventueel tegen anoniementarief), eventueel met boetes en rente niet meer op de werkgever verhaald kan worden, scheelt al een slok op een borrel.
Verder is het van belang dat de zzp-er niet verzoekt om zijn aangifte in een uitstelregeling op te laten nemen. Zeker als de aangifte in de uitstelregeling voor belastingconsulenten wordt opgenomen, zal de termijn om nog correctieaanslagen op te kunnen leggen met een jaar verlengd worden. Die is dan niet 5 jaar, maar 6 jaar.
Of de Belastingdienst de aangifte van de zzp-er kan corrigeren, is ook de vraag als de aanslag definitief is. Vermoedelijk zal er sprake moeten zijn van een nieuw feit wil de Belastingdienst de opgelegde aanslag kunnen corrigeren, er vanuit gaande dat de zzp-er erop mocht vertrouwen dat hij een juist standpunt heeft ingenomen door zijn inkomen als winst uit onderneming aan te geven.
Kortom zowel opdrachtnemer / zzp-er als opdrachtgever hebben er belang bij dat niet te lang na jaareinde getreuzeld wordt met het indienen van de aangifte inkomstenbelasting, waarin de winst uit onderneming is verantwoord.
Mr. E. de Ruiter directeur Apollo Tax bv telefoon 030 – 687 0 383