Gepubliceerd op door

Acht kritiekpunten op het wetsvoorstel excessief lenen bij de eigen bv

Acht kritiekpunten op het wetsvoorstel excessief lenen bij de eigen bv

Op 4 maart 2019 is de internetconsultatie gestart voor het wetsontwerp excessief lenen bij de eigen bv. Per 1 januari 2022 treedt de nieuwe wet in werking. Deze wet zal leningen aan dga’s (directeur grootaandeelhouders) van de eigen bv in de belastingheffing betrekken. Hierna zal ik nader toelichten waarom het wetsvoorstel in mijn ogen slecht doordacht is en onevenwichtig uitpakt voor dga’s. 

Hoe ziet het wetsvoorstel er precies uit?
Voor zover de dga en zijn partner meer hebben geleend van de eigen bv dan € 500.000, wordt het exces in box 2 belast als fictief regulier voordeel. Als de bv van de dga geld heeft uitgeleend aan (groot)ouders of (klein)kinderen, tellen die leningen mee. Leningen gebruikt om de eigen woning te financieren zijn uitgezonderd, deze tellen niet mee. Over het fictieve voordeel is 26,9% inkomstenbelasting in box 2 verschuldigd in 2022. Na het belasten van het fictieve voordeel is de dga niet verlost van de schuld, de aflossings- en rentebetalingsverplichting blijven bestaan.

Geen onderscheid tussen zakelijke en onzakelijke schulden
1. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen schulden onder zakelijke voorwaarden aangegaan dan wel schulden onder onzakelijke voorwaarden aangegaan. Of er al dan niet zicht is op terugbetaling van de geldlening doet niet ter zake.

2. Als er met voldoende zekerheid is geleend, zal afgerekend moeten worden. Denk bijvoorbeeld aan de in de praktijk veel voorkomende situatie dat de dga in privé een vastgoedportefeuille heeft opgebouwd met een waarde van € 10 miljoen, waarbij de bv € 6 miljoen heeft gefinancierd. In dat geval moet er over € 5,5 miljoen worden afgerekend. Terwijl de liquiditeiten om af te rekenen mogelijk helemaal niet beschikbaar zijn en de bv over voldoende zekerheden beschikt om terug betaald te worden.

Dubbele belastingheffing bij dga’s als gevolg van het wetsvoorstel
3. Het wetsvoorstel leidt tot dubbele belastingheffing bij dga’s. Als er over het exces van de schuld belasting is betaald, mag in een later jaar rekening gehouden worden met de eerdere fictieve heffing. Dit om te voorkomen dat er over hetzelfde deel van het exces van de schuld nogmaals inkomstenbelasting wordt geheven. Op het moment dat de vordering op de dga wordt uitgekeerd ten titel van dividend dan wel wordt prijsgegeven, geldt er geen aftrek ter voorkoming van dubbele belastingheffing, voor zover er eerder al een fictieve heffing heeft plaatsgevonden. In dat geval wordt er dubbel geheven, eerst is er 26,9% geheven over het fictieve inkomen. Later wordt er nogmaals 26,9% geheven over de uitdeling. Totaal is de heffing dan 53,8%.

4. In de afgelopen jaren hebben veel particulieren hun box 3 vermogen als kapitaalstorting ingebracht in de bv en vervolgens terug geleend. Over deze lening moet afgerekend worden voor zover deze de € 500.000 overstijgt terwijl er helemaal geen overwaarde op de aandelen van de bv is, waarop een inkomstenbelastingclaim rust.

Lenen aan familieleden leidt tot fiscaal afrekenen
5. Aandeelhouders met een belang vanaf 5% kunnen met de fictieve heffing worden geconfronteerd in het geval er is geleend aan henzelf dan wel aan familieleden ((groot)ouders en (klein)kinderen). Een minderheidsaandeelhouder zal vaak geen mogelijkheid hebben om een dividenduitkering af te dwingen, dan wel het beleid met betrekking tot het verstrekken van geldleningen kunnen beïnvloeden. Het lenen door de bv aan familieleden in de rechte lijn, kan wel tot belastingheffing bij de dga leiden.

6. In reguliere bedrijfsoverdrachtssituaties blijft de bedrijfsopvolger in privé de koopsom verschuldigd aan de holding van vader of moeder voor de koop van de aandelen in de werkmaatschappij.  Dat leidt tot verplicht afrekenen voor zover de schuld hoger is dan € 500.000. In de memorie van toelichting is dit zelfs in een voorbeeld uitgewerkt, dit kan toch niet de bedoeling zijn van het wetsvoorstel.

7. De bv wordt beperkt in de mogelijkheden om overtollige liquide middelen te beleggen, als er niet meer uitgeleend mag worden dan in totaal € 500.000 aan de dga en zijn familieleden.

8. Tot slot is in de toelichting op het wetsvoorstel geschreven dat voor leningen tot € 500.000 nog steeds getoetst moet worden of die lening niet onder zodanige voorwaarden is aangegaan, dat er feitelijk een uitdeling aan de aandeelhouder heeft plaatsgevonden. Ook met dit wetsvoorstel is de discussie of de dga in staat is om de geldlening af te lossen niet geëindigd.

Wilt u meer weten over voorgaande dan helpen wij u graag. Daarvoor kunt u contact opnemen met Ewoud de Ruiter - fiscalist: 030 - 687 0 383

 

Meer over: box 2, dga, excessief lenen